Uit het niets staan er drie grote, geheel in plastic pakken gehulde kerels in mijn moeders woonkamer. Ik heb ze niet binnen horen komen. Even tevoren had ik de thuiszorg gebeld en de voordeur alvast open gezet. Moeder moest plassen, maar kon niet uit bed komen, zelfs niet met mijn ondersteuning. ’s Nachts was ze half onder het bed gevonden door de jongen van de thuiszorg. Het was hem gelukt haar terug in bed te hijsen. Mogelijk heeft ze letsel opgelopen, waardoor ze nu niet op haar benen kan staan. Van het drama herinnert ze zich niets. Gelukkig maar.
Twee van de drie mannen zijn kaal, de ander heeft zijn lange haar in twee staartjes over zijn schouders hangen. Dat verwart me, is het wel een man? Hij heeft feminiene trekken in zijn gezicht. Ik blijf hem aankijken, hij/zij kijkt terug, zwijgend. ‘Mijn moeder moest plassen en ik heb geprobeerd haar te helpen, maar ze kan niet op haar benen staan,’ zeg ik en ik kijk de mannen een voor een aan. Niet begrijpend staren ze me aan, eveneens zwijgend.
Dan gaat de bel, en even later komt de thuiszorgster binnen.
In opperste verwarring vraag ik aan de mannen in pakken: ‘Maar wie zijn júllie
dan?’
‘U heeft de huisartsenpost gebeld.’ Ze maken erg weinig
woorden vuil aan hun opgepiepte aanwezigheid. 'Is er inco materiaal in huis?'
Nu is het mijn beurt om hem niet begrijpend aan te kijken. 'Inco materiaal?'
‘Luiers, incontinentiemateriaal.’ Nee, dat is er niet.
Moeder was tot nu toe hartstikke continent. De thuiszorgster kan regelen dat
dit wordt gebracht, maar mijn moeder moet nú plassen.
‘Leg maar een vuilniszak in bed met wat handdoeken, dan moet
ze het maar laten lopen,’ suggereert de kale arts, terwijl hij haar heup op mogelijke
breuken of kneuzingen onderzoekt.
Ik loop naar de keuken om een vuilniszak te pakken en wanneer
ik terugkom, kijk ik recht in het ontblote geboortekanaal waar ik 66 jaar
geleden uit ben gegloept. Gebiologeerd bestudeer ik het intieme lichaamsdeel.
Ik heb haar lippen, valt me op. Zelfs de haarlijn is hetzelfde.
Dodelijk vermoeid van al dat gesjor aan haar lijf, valt moeder
zonder te plassen in slaap. Met haar wijd open mond doet ze me denken aan mijn
stervende schoonvader, die lag er precies zo bij en dat heeft maar een paar uur
geduurd. Paniek maakt zich van mij meester. Tegelijkertijd kan ik een gevoel
van opluchting niet ontkennen. Ze is zo lang zelfstandig geweest, het is bijna
ondraaglijk om haar afhankelijk te zien. Dat is ook het laatste wat ze zelf heeft
gewild.
Een paar uur later kan ze haar plas niet meer ophouden, maar
ze is intussen voorzien van inco materiaal. ‘Ik pies in mijn broek,’ roept ze
vanuit de slaapkamer en wanneer ze het uiteindelijk laat lopen, bromt ze alleszeggend
‘Godverdomme!’.