donderdag 14 januari 2021

Ochtendrood

 


Wanneer ik het gordijn omhoog rol, ben ik getuige van een felrode ochtendstond. Wauw! En dat na die enorme volle novembermaan gisteravond, het kan niet op! Dit soort cadeautjes beleef je op het platteland toch echt intenser dan in het stadscentrum. Om de hondjes hun eerste plasje van de dag te laten doen, neem ik ze mee de tuin in. Hoe zat het ook alweer, vraag ik me af: avondrood water in de sloot, of juist ochtendrood. De gedachte is nog niet gerijpt of dikke regendruppels brengen uitkomst. 
Hond Sam test met één pootje het berijpte gras en durft het aan de rijp plaatselijk geel te kleuren. Hond Puck poept intussen in de tuin van de buren. Ruim ik straks wel op. Als ik eraan denk. Beide hondjes draaien om en rennen enthousiast terug naar huis. Eten! Warm! Droog!

Op mijn mobiel wacht een chatbericht van grote halve broer Malgras op reactie. Hoe het leven staat in de Pool van de Draslanden, wil hij weten. Sinds hij in Genève woont noemt hij zijn geboorteland geringschattend de Draslanden. Hij kan het niet helpen. Zijn opa, die boekhouder was op een onbeduidend kantoor, liet de familienaam veradelijken door 'de Montigny’ erachter te plakken.  

Terwijl ik een snedig antwoord probeer te bedenken, belt mijn moeder mij per ongeluk via de videochat. Stomverbaasd neem ik op. Moeder is al net zo verbaasd en wil meteen weer ophangen. Ze had een gemiste oproep op haar Ipad gezien en zomaar ergens op gedrukt. `Wil je niet met me praten dan?’ vraag ik quasi teleurgesteld. `Jawel, maar ik snap niet hoe dit werkt.’ Toch krijgt ze het voor elkaar om de camera aan te zetten en kan ik haar mijn laatste creaties laten zien. Sinterklaassurprises. `Ik doe niet aan Sinterklaas hoor,’ zegt ze. ‘Dus je hoeft niets te kopen. Kom ook maar niet langs, want ik weet niet wat ik onder de leden heb. Straks steek ik je nog aan.’ Ze is zo moe. Zo verschrikkelijk moe. En al zo lang. `Je hebt de dood onder de leden,’ antwoord ik en schrik van de hardheid van mijn eigen woorden. Hoe waar ze ook zijn. `Nou, hij hoeft nu nog even niet te komen hoor.’ Vorige week nog moest ik maar niet zo oud worden als zij. Ze beleefde niks meer, zat alleen maar in haar stoel. Te zitten. Te wachten. Op bezoek dat niet kwam. En nu hoeft ze nog niet dood. Het kan blijkbaar nog altijd verkeren. `Als hij maar niet besmettelijk is,’ probeer ik het luchtig te houden. Maar dat is de dood niet volgens haar en zij kan het weten. Iedereen om haar heen is heengegaan zonder haar aan te steken. En het is een wonder dat ze op haar leeftijd al haar kinderen nog heeft… Knock on wood.

Aan grote halve broer meld ik dat het ochtendrood zo mooi was en de maan zo vol. Daar heeft hij vast niet van terug, met zijn Geneefse Alpjes voor de deur.

1 opmerking:

  1. Goed stuk. & bijzonder, die opmerking van je over de dood onder de leden..

    BeantwoordenVerwijderen