Mevrouw P
vloekt hardop in zichzelf. Ze schrikt van het geluid. Al een paar dagen heeft
ze niet gesproken. Ze had geen boodschappen nodig en er is niemand langs
geweest. Geen kinderen, geen buurvrouwen, geen thuishulp. `Godverdomme,’ vloekt
de 92-jarige vrouw nogmaals. Haar vloek blijft hangen boven de half gedekte keukentafel
waaraan ze de Volkskrant zit te lezen. Ze neemt de moeite niet meer om de hele
tafel te dekken, ze eet toch altijd alleen. `Die verrekte paus heeft al jurken
genoeg. Krijgt ie voor miljoenen niéuwe jurken. Het is toch schandálig.’ Ze
vindt geen gehoor bij de basilicum die in een sierpot tegenover haar staat te geuren.
Ook niet bij de opengeslagen agenda waarin nog slechts een enkele verjaardag
staat.
Een gesprekspartner op niveau, iemand om haar intellect te voeden, dat
mist ze het meest. De buurvrouwen zijn lief hoor, maar een goede inhoudelijke
discussie kun je er niet mee voeren. En dat wil ze zo graag. Haar mening spuien
over alle ellende in de wereld. Dan heeft ze tenminste het gevoel dat ze
meetelt. Want dat voelt ze al jaren niet meer. Maar ze vindt er nog wel iets
van, van al die ellende.
Over de
krant heen ziet ze op het balkon de twee jonge duiven rondscharrelen. De witte
met hier en daar een grijs veertje, en de bruine. De afgelopen winter nestelden
moeder en vader duif onder de opgeklapte tuinstoelen. Mevrouw P vond het
gescharrel van de gevederde vriendjes in de wintermaanden wel gezellig. De beesten
brachten licht in de duisternis van december. Ze zag ze uit de eieren komen en onder
de struif de eerste wankele pasjes zetten. Dat vertederde haar, al baalde ze
wel van de laag uitwerpselen waarmee het balkon werd bedekt.
Zelf heeft ze vijf
kinderen grootgebracht. Een echte moederkloek is ze desondanks nooit geworden.
Ze vond het gewoon fijn om zwanger te zijn. Dat er nog 18 jaar verantwoordelijkheid
aan elke telg vastzat, daar stond ze niet bij stil. Zelfs na de vierde nog
niet. Toch nam ze die verantwoordelijkheid zonder klagen. Klagen doet ze
eigenlijk nooit. Ze is van voor de oorlog.
Ik bel
goddomme de kerk, denkt mevrouw P vastbesloten haar gram te halen. Uit een oud
telefoonboek haalt ze het nummer van de eerste de beste katholieke kerk. `Zeg,
waarom heeft die paus van jullie eigenlijk nieuwe jurken nodig? Hij heeft
jurken zát!’ De totaal overrompelde pastoor weet zich geen raad met deze kritiek
en mompelt iets over versleten en representatief. `Geef dat geld liever aan de
missiezusters in Afrika, die hebben het hard nodig!’ De devote ambtsbekleder
kan dit slechts beamen, er iets aan doen kan hij echter niet, hij heeft geen
vinger in de Vaticaanse pap.
Ondanks het
verkeerslawaai zit mevrouw P graag op het balkon, het is haar enige buiten en met
haar ogen dicht waant ze zich in haar geliefde Provence. Daar beleefde ze de
mooiste momenten van haar leven met haar grote liefde, de vader van vier van
haar kinderen. Na de winter heeft ze een net laten spannen op haar balkon om de
duiven te weren. Het net is provisorisch vastgemaakt; de jonge vogels vinden moeiteloos
een gaatje om terug te fladderen naar het nest. Vandaag schijnt er een
veelbelovend voorjaarszonnetje op het pas van duivenstront ontdane balkon.
Maar half bevredigd
legt mevrouw P de hoorn neer. `Dit heeft geen zin, er luistert toch niemand
naar mij, een afvallige,’ moppert ze. Ooit was ze door schoonfamilie gedwongen
toe te treden tot de katholieke kerk. Maar nadat de vader van haar eerste kind
op veel te jonge leeftijd verongelukte, wist ze niet hoe snel ze weer moest
uittreden. Haar oog valt op de witte duif die tussen de verdorde geraniums foerageert. Nog verbolgen over de dure jurken van
de paus opent ze de balkondeur en zwaait vervaarlijk met haar armen. `Ksssjt,
roept ze naar het jong. `Kssssjt!’ Het beestje vliegt op en in een impuls
grijpt mevrouw P hem uit de lucht. Ze voelt hoe de adrenaline door haar aderen pompt.
`Kgggk,’ klinkt het plotseling.
Over de duivenoogjes trekt een doffe waas, het koppie hangt als een geknakte tulp langs het verstilde lijfje. Verbaasd over haar moordlust, maar met een zekere voldoening kijkt mevrouw P naar het levenloze wit met grijze hoopje in haar handen. En nu? In de vuilnisbak ermee. Opgeruimd staat netjes. Hadden ze maar niet moeten terugkeren op het nest om het zomerklare balkon onder te schijten.
Over de duivenoogjes trekt een doffe waas, het koppie hangt als een geknakte tulp langs het verstilde lijfje. Verbaasd over haar moordlust, maar met een zekere voldoening kijkt mevrouw P naar het levenloze wit met grijze hoopje in haar handen. En nu? In de vuilnisbak ermee. Opgeruimd staat netjes. Hadden ze maar niet moeten terugkeren op het nest om het zomerklare balkon onder te schijten.
`Gij zult niet doden,’ schiet het door
haar heen. Er speelt een satanisch lachje om haar lippen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten