Vandaag precies 16 jaar geleden spuugde mijn vader het leven
uit. Toen mijn moeder en broer een uur later aankwamen in het ziekenhuis waar
hij lag, zat het opgedroogde bloed nog om zijn lippen. Zijn haar stond recht
overeind van de schokken die hem waren toegediend in een poging hem te
reanimeren. Mijn broer belde mij om 4 uur ’s nachts. Ik was niet verrast.
Ik kan niet zeggen dat ik zo vaak aan mijn vader denk of dat ik
hem nog altijd even erg mis. Wel zie ik hem regelmatig voor me, zoals hij was de laatste jaren
van zijn leven. Sterk vermagerd en depressief, alleen wisten wij dat laatste toen
niet. Wij noemden dat chagrijnig. Van straatschoffie via
manusje van alles bij uitgeverij Tijl in Zwolle, en later vertegenwoordiger bij
de Arbeiderspers, had mijn vader zich uiteindelijk omhoog gebluft naar hoofd personeelszaken en pr
bij Teleac. Een baan die bij zijn pensioen te vroeg stopte naar zijn zin. Hij genoot er van de vernieuwing in televisieland, van de waardering van de collega's en had het gevoel dat hij eindelijk iets voorstelde.
Verschillende van zijn ambities had hij echter niet kunnen waarmaken
in zijn leven. Zo had hij graag een eigen uitgeverij gehad, maar was er geen
bank die dat wilde financieren. Zijn politieke aspiraties brachten hem niet
verder dan voorzitter van de Partij van de Arbeid afdeling Zwolle. De functie van onderdirecteur bij Teleac, die hij ambieerde werd hem door de neus
geboord toen hij een paar maanden ziek thuis zat omdat zijn stembanden dienst
weigerden. Zijn pensioen ging hij gefrustreerd, maar nog enigszins strijdbaar
in. Hij zou gaan schrijven.
Ook de ambities die hij voor zijn kinderen had, pakten anders uit dan hij voor ogen had gehad. De een na de ander haakte af van school of studie en zocht zijn heil in betaald werk.
Een sociaal leven had pa niet, want aan iedereen
mankeerde wel iets. De paar vrienden die hij in zijn leven had gehad, waren al
dood. De frustraties kregen de overhand en hij verdronk ze in bier en spa groen
met jonge jenever, wat uiteindelijk tot zijn dood leidde. Van schrijven is het nooit gekomen.
De schoolkinderen die hem in zijn hoofd uitmaakten voor `Schooier’ wilden maar
niet plaatsmaken voor een gevoel van voldoening over wat hij had bereikt. Wat
hij niét had bereikt, dat vrat aan hem, hij voelde zich een loser. Dat was aan zijn opgebaarde gezicht af te lezen in de krochten van de Frankensteinkelder
van Yarden. 74 is hij geworden. Wat moet hij eenzaam
zijn geweest.
De appel valt niet ver van de boom. Ook ik
voel me soms een loser. Bijna al mijn vrienden hebben een eigen huis, een goede baan,
kinderen en een stabiele relatie. Ik woon in een arme-luizen-hofje, ben
kinderloos, werk op mijn oude dag nog via uitzendbureaus en heb voor het eerst
in 12 jaar een relatie die riekt naar stabiliteit, ware het niet
dat ik zelf de grootste labiele factor ben. Mijn schrijversambitie beperkt zich
tot een maandelijkse verplichting voor Club Proza en wat freelance opdrachten.
Ik weet hoe mijn vader zich voelde en ik probeer lering te trekken uit zijn levenseinde. Ik wil niet sterven
zoals hij. Gefrustreerd, eenzaam en onvervuld. Ik tel mijn zegeningen en heb daar
meer dan één hand voor nodig. Vergelijken met anderen frustreert alleen maar, weg ermee! Mijn relatie geef ik nog een kans. En ik ga wél schrijven. Van jonge jenever houd ik gelukkig niet en
bier drink ik tegenwoordig, verstandig als ik ook kan zijn, met mate.
voor mij was hij altijd een voorbeeld een man die geloofde in wat hij deed een vrije geest en beslist geen loser.
BeantwoordenVerwijderen