Voor mij uit fietst een vrouw met een korte grijzende coupe van het type, ’s ochtends geen werk van. Bij de aanblik van een wachtrij op de stoep van een bekende Zwolse banketbakkerij, roept ze joviaal: 'Gelukkig is het mooi weer!’ Een wachtende man kijkt verbaasd op van zijn mobiel.
Ik kom bij mijn moeder vandaan. Waarschijnlijk ben ik de
enige die haar in coronatijd nog aanraakt en kust. `Nou én, als ik ziek word en
doodga,’ zegt ze stoer. Hoewel ik stiekem denk dat ze het ook wel een beetje
meent. Steeds vaker begroet ze me met de woorden `je moet niet zo oud worden
als ik hoor…’ 96 is ze. Het staat met grote oranje letters op het
raam geplakt. Mijn moeder maakt zich zorgen of ik wel genoeg oranje papier over
heb om op 2 april 2021 de zes door een zeven te vervangen.
De vrouw rijdt voor me uit in de richting van het station. De
mantelzorg voor mijn moeder zit er voor deze week weer op. Ik ga naar huis. Met
de trein. De laatste keer dat ik met de auto naar Zwolle ging, kreeg ik al rijdend een paniekaanval. Met frisse tegenzin was ik al aan de rit begonnen; slechte
nachtrust en stromende regen. Dan weet je het wel… Toen ik in Heerenveen de
afslag Zwolle miste en door moest rijden naar Joure, kroop er een tinteling in
mijn lijf die bezit nam van mijn gezond verstand. Mijn hart bonsde
onregelmatig in mijn keel en o mijn god wat moest ik ineens nodig poepen. Die
twee hoorden sinds kort bij elkaar, poepen en paniek. Nog nooit was ik zo blij
een gele M in de grijze lucht te zien. De redding was nabij.
Het bloed gierde intussen door mijn aderen toen ik de Mac
Donalds binnen wankelde. Panisch keek ik om me heen. Het restaurant was alleen
open voor afhaal, maar daar was blijkbaar niemand van op de hoogte. Er was geen
kipnugget te bekennen. Van de medewerkster, die kon fluiten naar de titel
medewerker van de maand, mocht ik alleen van het toilet gebruikmaken als ik
iets bestelde. Het dreigde mij dun door de broek te lopen en het gevoel ter
plekke ineen te zakken werd met de seconde sterker. Een flesje water, Snel!
Na de ontlading en met een plastic zakje om in te ademen, belde ik mijn moeder af, keerde ik om en reed trillend terug naar huis. Daarom ben
ik nu met de trein.
Op het Ter Pelkwijkpark draait de vrouw met de makkelijke
coupe zich naar me om. `Weet u de Van Lierstraat?’ De naam komt me niet bekend
voor, ik moet haar teleurstellen. `Weet u dan misschien makelaar Van der
Velde?’ Ook nu gaat er geen lampje branden. `Waarom niet?’ vraagt de vrouw ongegeneerd.
Ik begin te vermoeden dat ze niet zonder meer joviaal is. `Ik ben niet van
hier,’ lieg ik om er vanaf te zijn. Ik ben wel van hier. Maar toch ook niet. Al
ruim 47 jaar niet. `Waar ben je dan wel van?’ Wil ze ook nog weten! `Van
Groningen,’ roep ik. Als dat haar niet met stomheid slaat… Maar mevrouw heeft
nog een wijsheid in pacht. `Je bent niet van Groningen, je bent van jezelf!’ zegt
ze vergenoegd grijnzend. Daar valt weinig tegenin te brengen, behalve dat ik vooralsnog
ook nog altijd een beetje van mijn moeder ben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten