woensdag 21 december 2016

Een kerstvertelling



Het authentieke pakhuisje dat Magda had gekocht in de Hoekstraat bevond zich tegenover twee drukbezochte peeskamertjes. In de ene zat een rondborstige jonge vrouw, type Zeeuws Meisje. Ze was weinig spraakzaam, behalve die keer dat een klant spontaan over haar heen begon te plassen. Toen wist ze haar mondje wel te roeren. Tierend en vloekend zette ze de perverse klant op straat. Naast haar zat de Tsjechische Brunhilde, met recht een ouwe hoer. De 60 ruim gepasseerd, maar nog altijd gekleed in meisjesachtige outfits met bijpassende strikjes in het haar. Voor klanten met een schoolmeisjesfetish was ze geknipt, al moesten ze wel door de rimpels heen kijken. Brunhildes parmantige Pekineesje zat, met een uniseks strikje op zijn kop, tussen de dildo’s in de vensterbank zijn territorium te bewaken. Klanten die hem niet aanstonden keek hij de deur uit. Klein als hij was. Bij klanten die van pottenkijkers hielden speelde het beestje het spel met frisse tegenzin mee. Toen de prostitutie uit het A-kwartier verbannen werd, gaf Brunhilde haar pas aangeschafte werkbed aan Magda. Het kraakte en was dus niet geschikt voor `ze bizniz’. Hoeveel klanten ze er al op had afgewerkt, vertelde ze er niet bij. 

Het betrof een metalen ledikant met spijlen aan hoofd- en voeteneind waaraan je een handboei of twee kon bevestigen. Dat was echter nog niet in Magda opgekomen. Als er in elke vrouw een madonna en een hoer schuilt, dan was haar madonna het sterkst ontwikkeld. Toch had ze als variant op `kamperen bij de boer’, `slapen bij de hoer’ bedacht voor de herinrichting van de Hoek- en Muurstraat. De voormalige peeskamers werden in oude luister hersteld en per nacht verhuurd aan stellen die hun liefdesleven wilden opkrikken. Of aan toeristen die de tolerantie van Nederland ten opzichte van seks, drugs en rock en roll wel eens aan den lijve wilden ondervinden. De ervaringsdeskundige Brunhilde hield dan Teddy Talks over het oudste beroep van de wereld. Die lardeerde ze met sappige anekdotes over bijvoorbeeld die keurige klant in driedelig pak, die elke donderdagavond klokslag acht uur langskwam, wanneer zijn vrouw Goede tijden slechte tijden zat te kijken.

Op een avond in februari avond vond Magda bij thuiskomst van een vergadering met het buurtcomité een ogenschijnlijk bewusteloze jongeman op haar stoep. Naast zijn hoofd was de sneeuw rood gekleurd. Net toen ze 112 wilde bellen opende de donkergetinte man zijn ogen en keek haar glazig aan. `Maria’,  prevelde hij en zakte weer weg. `Ik ben Maria niet. Wat is er gebeurd?’ vroeg Magda bezorgd. De gewonde jongen rilde over zijn hele lichaam. `Je moet naar binnen, kun je opstaan?’ vroeg Magda. Ze hielp hem overeind en leidde hem haar huis binnen, waar ze hem op het voor ze biziniz afgekeurde bed legde. `Hoe heet je? Waar woon je? Moet ik iemand waarschuwen?’ vroeg ze terwijl ze zijn schoenen en jas uittrok. `Zjozjuf,’ lispelde de jongen met dubbele tong en zonk in wat leek een diepe slaap. Magda luisterde naar zijn ademhaling, die was regelmatig. Gelukkig. Met een nat washandje depte ze Zjozjufs linkerwang. Daar zat een flinke schaafwond op. De jongen merkte er niets van, hij sliep zijn roes uit. 

Er zat niets anders op dan dat Magda het bed met hem zou delen. Behoedzaam kroop ze onder het dekbed om hem niet wakker te maken. Ze sliep onrustig en durfde zich nauwelijks om te draaien. Tegen de ochtend werd Zjozjuf wakker. Vervuld van dankbaarheid streek hij Magda over haar wang. Ze was eigenlijk best mooi. Ondanks zijn kater stroomde het bloed naar zijn lendenen. Magda werd wakker van zijn bewonderende blik en omdat ook zij zo haar (onvervulde) behoeftes had, liet ze hem onder het dekbed. Even later kraakte het dat het een lieve lust was... En Zjozjuf kreeg waarvoor hij, weliswaar een jaar te laat, naar de buurt was gekomen. Maar met een tederheid waarvan hij nooit had durven dromen. 

Twee maanden daarna bleek Magda zwanger. Zjozjuf, de gevluchte en dakloze timmermansleerling uit Somalië had ze niet meer gezien sinds die nacht in februari. Toch besloot ze het kindje te houden. `Slapen bij de hoer’ was als project aangenomen door de gemeente en zij was als projectleider aangesteld. Als ze haar troeven goed uitspeelde, kon ze wel eens de gastvrouw van de peeskamertjesverhuur worden. 

De eerste echo wees uit dat het een meisje was. Magda noemde het alvast Lena, naar haar overovergrootmoeder. Lena ontwikkelde zich voorspoedig en was al in een pril stadium hoog sensitief. Zo volgde zij vanuit haar veilige warme holletje het wereldnieuws. Het overlijden van Leonard Cohen raakte haar diep, haar moeder draaide vaak muziek van hem. Soms danste ze dan door de kamer waardoor het groeiende vruchtje aangenaam heen en weer werd gewiegd. Tegen de tijd dat ze geboren moest worden volgde de kleine Lena de Amerikaanse presidentsverkiezingen op de voet. Onbeschrijflijk was haar teleurstelling toen Trump als grote overwinnaar uit de (stem)bus kwam. Ze vreesde voor het opkomend populisme, ook in Nederland, en zette vastberaden haar hakken in het vruchtwater. In een wereld die door het kwaad geregeerd werd, wilde zij niet geboren worden, sorry mama. 

Twee weken na de uitgerekende datum was er nog altijd geen sprake van ontsluiting. Lena bleef zitten waar ze zat. Omdat Magda per se een natuurlijke bevalling wilde, weigerde ze alle weeënopwekkers. Maar tijdens de Winterwelvaart stond ze zichzelf wel een glaasje glühwein toe waarvan het vruchtje Lena spontaan de hik kreeg. De hik werd chronisch en ze hikte en hikte maar door, tot... op kerstavond de bel ging. Magda waggelde naar de voordeur en daar stond Zjozjuf met een zelf getimmerd kerststalletje in zijn handen. Hij wilde zijn barmhartige Samaritaanse bedanken voor de onvergetelijke nacht in februari, maar toen hij de hikkende toeter op Magda’s buik zag, liet hij van schrik het handwerkje vallen. Magda zag hem in gedachten rekenen. Het kon niet van hem zijn, daarvoor was die bewuste februarinacht te lang geleden. Plotseling klonk er een knal, en nog een. De aarde onder hun voeten beefde. Glaswerk rinkelde in de kasten. Intuïtief greep Zjozjuf Magda’s hand en trok haar naar buiten en tegen zich aan. `Het is van jou,’ zei Magda zacht. `Het kindje is van jou.’ `Echt?’ vroeg Zjozjuf ongelovig, maar al snel straalde zijn gezicht van oor tot oor.

De hik stopte even abrupt als hij was begonnen en Lena besloot dat het tijd werd geboren te worden. Ze moest haar vader beschermen tegen aardbevingen en oprukkend populisme. Als er een hek om Nederland was gebouwd was zij tenslotte nooit verwekt. Met haar knuistjes scheurde ze de vliezen en ze baande zich een weg naar buiten. Tussen de voeten van Magda smolt de sneeuw in het zachtrode schijnsel van de peeskamertjesverlichting, en Zjozjuf was eindelijk thuis.

maandag 14 november 2016

Een leeg vruchtzakje



De vrijwilliger van de Maxima kledingbank snelt naar buiten als hij me ziet hannesen met twee vuilniszakken vol afdankertjes, bestemd voor zijn bank. Dankbaar glimlachend neemt hij de zakken van me over. `Daar zullen de mensen blij mee zijn!’ reageert hij overdreven enthousiast. Meteen verdenk ik de man van religieuze aspiraties, hij heeft een te hoog blije eikelgehalte. Bovendien refereert hij aan zijn klanten als `mensen’. Ayn Rand, schrijfster van Fountainhead, De eeuwige bron in de Nederlandse vertaling, maakt korte metten met het altruïsme van vrijwilligers. Goed doen doe je om er zelf beter van te worden, om erkenning te krijgen of waardering. Op wiens erkenning zou deze, niet geheel onaantrekkelijke man uit zijn? Die van God? Of van de ménsen die hij verblijdt met mijn afgedankte jurken en die daar dan hun eigen God weer voor prijzen?

Op de fietstocht terug door het Molukkenplantsoen, mijn oude stomping ground, voel ik weer hoe mijn borsten na mijn zwangerschap pijn deden bij elke hobbel in dit pad.  

Augustus 1997
Bij het ontwaken grijp ik instinctief naar mijn buik. Ik ben niet langer zwanger, dat voel ik gewoon. Om het te kunnen geloven spreek ik het hardop uit tegen Kristopher: ‘I’m no longer pregnant.’ Kris kijkt me ongelovig aan, hij wil zo graag vader worden. Ik kan meteen terecht in het ziekenhuis voor een echo. Twee liter water en een echo later brengt de gynaecologe het slechte nieuws voorzichtig: ‘Ik zie alleen een leeg vruchtzakje, de vrucht is afgestorven helaas.’ De spontane afdrijving afwachten luidt het witte-jassen-advies. Dat kan wel twee maanden duren.
Ondanks mijn feilloze instinct komt het nieuws genadeloos binnen. Dit is waarschijnlijk mijn laatste kans op moederschap, tweeënveertig als ik ben. Was ik nou toch maar eerder met die pil gestopt. Stuurloos als een boterhamzakje in de wind zweeft het vruchtomhulsel over de monitor. In een soort van trance volgen mijn ogen de bewegingen.  

Bij een voorstelling op Noorderzon, om de zinnen te verzetten in afwachting van de spontane abortus, draag ik mijn Jean Paul Gautierjurk. Een satijnen avondjurk met als dessin een gewelddadig stripverhaal. Eronder draag ik zwarte hold-ups, kousen met een plakrand. Tijdens de eerste scene krijg ik kramp en begin ik licht te vloeien. Niks spectaculairs, maar genoeg om het beetje festivalgenot dat ik kon opbrengen te saboteren. Ik trek me terug op het toilet. Mijn buik begint nu heviger samen te trekken en de wc-pot kleurt rood. Ik loop terug de tent in en wenk Kristopher. `We moeten naar het ziekenhuis, nu!’ Hij staat gehoorzaam op, en loopt verslagen achter me aan. Het ziekenhuis is op vijf minuten fietsafstand. Ik fiets er op eigen kracht naartoe. `Ik heb een miskraam en ik verlies heel veel bloed!’ meld ik de wat norse receptioniste, verbaasd door mijn eigen daadkracht en kalmte. Dan word ik in een rolstoel gezet en naar wat lijkt, de kraamafdeling gerold.

Wanneer de arts arriveert moet ik op een bed met stijgbeugels gaan liggen. De benen gespreid. Daar lig ik dan in mijn Jean Paul Gautierjapon met een rood kruis en zwart doorschijnende hold-ups. In elk ander geval zou de combinatie kousen en stijgbeugels voer voor fantasie zijn geweest. Het kruis matcht goed met het bloederige stripverhaal op de jurk.

Kris staat er eenzaam bij, ik maak me zorgen over hem, hij zou zo’n liefdevolle vader zijn geweest. De arts vindt het bloedverlies dermate alarmerend dat hij me laat opnemen. Kristopher gaat naar huis, moe en teleurgesteld. Op de echo de volgende ochtend zijn nog resten van zwangerschap te zien. Deze worden vervolgens mechanisch weggezogen en daarmee eindigt ons aanstaande ouderschap in de biobak van het AZG. We hadden zelfs al een naam voor ons nog maar 9 weken oude dochtertje. Mipi Bonita zou ze heten. Mipi naar mijn hartsvriendin die op 39 jarige leeftijd als eerste Nederlandse vrouw aan aids overleed, een twijfelachtige eer. En Bonita naar mijn schoonmoeder. De naam van mijn eigen moeder leent zich nl niet voor vernoeming. Als Amerikaans-Nederlandse ouders noem je je kind niet naar het mannelijk geslachtsorgaan, Willie. Tenzij je als pedagogisch adagium: Daar wordt ie hard van, hanteert. 

De jurk zit nu met stripverhaal en al in een van de zakken voor Maxima en zal een minder bedeeld mens blij maken. Maar waar is God als je hem nodig hebt?

vrijdag 23 september 2016

Vader en moedertje



De dijkbrand werd geblust door een onaangekondigde regenbui. De buienradar was nl nog niet uitgevonden en onze voornaamste nieuwsbron was de melkboer. De tv, zwart wit, werd vooral ingezet om op woensdagmiddag de kinderschare te drogeren. Ademloos staarden de buurtkinderen op het koude zeil naar de besneeuwde grijstinten van Okkie Trooi of Mik en Mak en het Vrouwtje van de vier windstreken. Moeder had zo 1 middagje per week haar handen vrij voor ontspanning. Sokken stoppen en ladders ophalen in nylonkousen bijvoorbeeld. De melkboer, de bakker en de schillenboer kwamen nog aan huis. Shoppen deed je vanuit de deuropening. Afhankelijk van je relatie met de melkboer kon dat de voor- of de achterdeur zijn. 

We werden dus wel eens verrast door een bui. Zo ook door de bui die de dijkbrand bluste.

Ansje en ik trokken onze rubber laarzen aan om de walmende dijkbegroeiing te onderzoeken. Ik had wat met natuur in de zesde klas van de lagere school. Gewapend met de Flora van Jac. P. Thijsse trok ik er op uit om bloemetjes te ontleden. Dat duurde uiteraard tot ik in de gaten kreeg dat de natuur voor een groot deel is gebaseerd op voortplanting. Toen werd dát een stuk interessanter.  Verder ontwikkelde ik een sterke sympathie voor de underdog. Daarom had ik Ansje bevriend. Het kleinste en lelijkste meisje van de klas met van dat dunne sliertjeshaar dat zich in geen enkel model liet knippen en van die ronde jampotbrilleglazen. 

Al struinend door het zwartgeblakerde gras stuitten we op een egel. Met zijn verbrande stekels viel hij nauwelijks op tussen het gehavende onkruid. Het beestje leefde nog, maar kon zich niet meer oprollen. Om te voorkomen dat hij ten prooi zou vallen aan een biddende buizerd, die niet vies was van gegrilde egel namen we hem mee. In de kelder van Ansjes huis lieten we Prikkie lopen. Zo hadden we hem gedoopt, heel origineel.
Jac P. Thijsse
De Flora van Jac voorzag niet in verbrande egeltjes en googlen bestond nog niet. Dat de patiënt moest drinken was een kwestie van gezond verstand. Het schoteltje melk dat we voor hem neerzetten was dan ook snel leeg. Melk was goed voor jonge huisdieren en vast ook voor egels. Al gauw stonk de hele kelder naar verschroeid haar. En de melk deed zijn werk. Ons stekelbeest raakte aan de diaree. 

Prikkie werd acteur in ons favoriete rollenspel. Vader en moedertje, waarin Ansje verrassend genoeg meestal de vaderrol vertolkte. Klein en lelijk als ze was. We oefenden voor later. `En dan ga jij aan het werk en dan geef je me een kusje,’ beval ik haar besmuikt lachend. Zij mocht dan wel vader spelen, maar er kon er maar een de baas zijn. Op gewichtige toon gehoorzaamde Ansje: `Dag vrouw, ik ga aan het werk,’ waarna ze met gesloten ogen achter haar jampotglazen een vochtig kusje op mijn mond drukte. Felle stroomstootjes doorboorden mijn onbevlekte kleinemeisjeskruis. Alsof je ineens heel nodig moest plassen en het niet meer kon ophouden. En dan dat bevrijdende moment.

Voordat Prikkie er was speelden we soms vader en moedertje met kind. Om beurten namen we de rol van kind op ons wanneer vader aan het werk was. Kind was nog niet zindelijk en moest daarom in haar broek plassen. Dat viel niet mee op commando en als je dan bijna zover was werd je door gène ingehaald.
Nu vertolkte Prikkie de rol van ons kind, dat duidelijk toe was aan zindelijkheidstraining. We bléven achter hem aan lopen met wc-papier. Van een oude schoenendoos maakten we een egelwc. De bodem bedekten we met hooi en we spanden een visnet over de doos, zodat ons onzindelijke kind niet kon ontsnappen. Probeerde hij dat wel, dan duwden we hem terug. Dat machtsvertoon smaakte naar meer. Niet in de laatste plaats omdat het me ook van die rare stroomstootjes in mijn onderlijf bezorgde. 

Onze goede zorgen ten spijt ging het egeltje na een week of wat dood. En Ansje verhuisde met haar familie naar Zutphen. Ik moest op zoek naar een nieuwe vader om mee te spelen. De tijd was rijp voor eentje van het juiste geslacht. Genoeg geoefend.