maandag 14 november 2016

Een leeg vruchtzakje



De vrijwilliger van de Maxima kledingbank snelt naar buiten als hij me ziet hannesen met twee vuilniszakken vol afdankertjes, bestemd voor zijn bank. Dankbaar glimlachend neemt hij de zakken van me over. `Daar zullen de mensen blij mee zijn!’ reageert hij overdreven enthousiast. Meteen verdenk ik de man van religieuze aspiraties, hij heeft een te hoog blije eikelgehalte. Bovendien refereert hij aan zijn klanten als `mensen’. Ayn Rand, schrijfster van Fountainhead, De eeuwige bron in de Nederlandse vertaling, maakt korte metten met het altruïsme van vrijwilligers. Goed doen doe je om er zelf beter van te worden, om erkenning te krijgen of waardering. Op wiens erkenning zou deze, niet geheel onaantrekkelijke man uit zijn? Die van God? Of van de ménsen die hij verblijdt met mijn afgedankte jurken en die daar dan hun eigen God weer voor prijzen?

Op de fietstocht terug door het Molukkenplantsoen, mijn oude stomping ground, voel ik weer hoe mijn borsten na mijn zwangerschap pijn deden bij elke hobbel in dit pad.  

Augustus 1997
Bij het ontwaken grijp ik instinctief naar mijn buik. Ik ben niet langer zwanger, dat voel ik gewoon. Om het te kunnen geloven spreek ik het hardop uit tegen Kristopher: ‘I’m no longer pregnant.’ Kris kijkt me ongelovig aan, hij wil zo graag vader worden. Ik kan meteen terecht in het ziekenhuis voor een echo. Twee liter water en een echo later brengt de gynaecologe het slechte nieuws voorzichtig: ‘Ik zie alleen een leeg vruchtzakje, de vrucht is afgestorven helaas.’ De spontane afdrijving afwachten luidt het witte-jassen-advies. Dat kan wel twee maanden duren.
Ondanks mijn feilloze instinct komt het nieuws genadeloos binnen. Dit is waarschijnlijk mijn laatste kans op moederschap, tweeënveertig als ik ben. Was ik nou toch maar eerder met die pil gestopt. Stuurloos als een boterhamzakje in de wind zweeft het vruchtomhulsel over de monitor. In een soort van trance volgen mijn ogen de bewegingen.  

Bij een voorstelling op Noorderzon, om de zinnen te verzetten in afwachting van de spontane abortus, draag ik mijn Jean Paul Gautierjurk. Een satijnen avondjurk met als dessin een gewelddadig stripverhaal. Eronder draag ik zwarte hold-ups, kousen met een plakrand. Tijdens de eerste scene krijg ik kramp en begin ik licht te vloeien. Niks spectaculairs, maar genoeg om het beetje festivalgenot dat ik kon opbrengen te saboteren. Ik trek me terug op het toilet. Mijn buik begint nu heviger samen te trekken en de wc-pot kleurt rood. Ik loop terug de tent in en wenk Kristopher. `We moeten naar het ziekenhuis, nu!’ Hij staat gehoorzaam op, en loopt verslagen achter me aan. Het ziekenhuis is op vijf minuten fietsafstand. Ik fiets er op eigen kracht naartoe. `Ik heb een miskraam en ik verlies heel veel bloed!’ meld ik de wat norse receptioniste, verbaasd door mijn eigen daadkracht en kalmte. Dan word ik in een rolstoel gezet en naar wat lijkt, de kraamafdeling gerold.

Wanneer de arts arriveert moet ik op een bed met stijgbeugels gaan liggen. De benen gespreid. Daar lig ik dan in mijn Jean Paul Gautierjapon met een rood kruis en zwart doorschijnende hold-ups. In elk ander geval zou de combinatie kousen en stijgbeugels voer voor fantasie zijn geweest. Het kruis matcht goed met het bloederige stripverhaal op de jurk.

Kris staat er eenzaam bij, ik maak me zorgen over hem, hij zou zo’n liefdevolle vader zijn geweest. De arts vindt het bloedverlies dermate alarmerend dat hij me laat opnemen. Kristopher gaat naar huis, moe en teleurgesteld. Op de echo de volgende ochtend zijn nog resten van zwangerschap te zien. Deze worden vervolgens mechanisch weggezogen en daarmee eindigt ons aanstaande ouderschap in de biobak van het AZG. We hadden zelfs al een naam voor ons nog maar 9 weken oude dochtertje. Mipi Bonita zou ze heten. Mipi naar mijn hartsvriendin die op 39 jarige leeftijd als eerste Nederlandse vrouw aan aids overleed, een twijfelachtige eer. En Bonita naar mijn schoonmoeder. De naam van mijn eigen moeder leent zich nl niet voor vernoeming. Als Amerikaans-Nederlandse ouders noem je je kind niet naar het mannelijk geslachtsorgaan, Willie. Tenzij je als pedagogisch adagium: Daar wordt ie hard van, hanteert. 

De jurk zit nu met stripverhaal en al in een van de zakken voor Maxima en zal een minder bedeeld mens blij maken. Maar waar is God als je hem nodig hebt?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten