
Op de fietstocht terug door het Molukkenplantsoen, mijn oude
stomping ground, voel ik weer hoe mijn borsten na mijn zwangerschap pijn deden
bij elke hobbel in dit pad.
Augustus 1997
Bij het ontwaken grijp ik instinctief naar mijn buik. Ik ben
niet langer zwanger, dat voel ik gewoon. Om het te kunnen geloven spreek ik het
hardop uit tegen Kristopher: ‘I’m no longer pregnant.’ Kris kijkt me ongelovig
aan, hij wil zo graag vader worden. Ik kan meteen terecht in het ziekenhuis
voor een echo. Twee liter water en een echo later brengt de gynaecologe het
slechte nieuws voorzichtig: ‘Ik zie alleen een leeg vruchtzakje, de vrucht is
afgestorven helaas.’ De spontane afdrijving afwachten luidt het witte-jassen-advies.
Dat kan wel twee maanden duren.
Ondanks mijn feilloze instinct komt het nieuws genadeloos binnen.
Dit is waarschijnlijk mijn laatste kans op moederschap, tweeënveertig als ik
ben. Was ik nou toch maar eerder met die pil gestopt. Stuurloos als een
boterhamzakje in de wind zweeft het vruchtomhulsel over de monitor. In een
soort van trance volgen mijn ogen de bewegingen.
Bij een voorstelling op Noorderzon, om de zinnen te verzetten
in afwachting van de spontane abortus, draag ik mijn Jean Paul Gautierjurk. Een
satijnen avondjurk met als dessin een gewelddadig stripverhaal. Eronder draag
ik zwarte hold-ups, kousen met een plakrand. Tijdens de eerste scene krijg ik
kramp en begin ik licht te vloeien. Niks spectaculairs, maar genoeg om het beetje
festivalgenot dat ik kon opbrengen te saboteren. Ik trek me terug op het toilet.
Mijn buik begint nu heviger samen te trekken en de wc-pot kleurt rood. Ik loop
terug de tent in en wenk Kristopher. `We moeten naar het ziekenhuis, nu!’ Hij
staat gehoorzaam op, en loopt verslagen achter me aan. Het ziekenhuis is op
vijf minuten fietsafstand. Ik fiets er op eigen kracht naartoe. `Ik heb een
miskraam en ik verlies heel veel bloed!’ meld ik de wat norse receptioniste,
verbaasd door mijn eigen daadkracht en kalmte. Dan word ik in een rolstoel
gezet en naar wat lijkt, de kraamafdeling gerold.
Wanneer de arts arriveert moet ik op een bed met stijgbeugels
gaan liggen. De benen gespreid. Daar lig ik dan in mijn Jean Paul Gautierjapon
met een rood kruis en zwart doorschijnende hold-ups. In elk ander geval zou de
combinatie kousen en stijgbeugels voer voor fantasie zijn geweest. Het kruis
matcht goed met het bloederige stripverhaal op de jurk.
Kris staat er eenzaam bij, ik maak me zorgen over hem, hij
zou zo’n liefdevolle vader zijn geweest. De arts vindt het bloedverlies dermate
alarmerend dat hij me laat opnemen. Kristopher gaat naar huis, moe en
teleurgesteld. Op de echo de volgende ochtend zijn nog resten van zwangerschap
te zien. Deze worden vervolgens mechanisch weggezogen en daarmee eindigt ons aanstaande
ouderschap in de biobak van het AZG. We hadden zelfs al een naam voor ons nog
maar 9 weken oude dochtertje. Mipi Bonita zou ze heten. Mipi naar mijn hartsvriendin
die op 39 jarige leeftijd als eerste Nederlandse vrouw aan aids overleed, een twijfelachtige eer. En Bonita naar mijn schoonmoeder. De naam van mijn eigen moeder
leent zich nl niet voor vernoeming. Als Amerikaans-Nederlandse ouders noem je
je kind niet naar het mannelijk geslachtsorgaan, Willie. Tenzij je als
pedagogisch adagium: Daar wordt ie hard van, hanteert.
De jurk zit nu met stripverhaal en al in een van de zakken
voor Maxima en zal een minder bedeeld mens blij maken. Maar waar is God als je
hem nodig hebt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten