donderdag 28 januari 2016

Amazing Grace


Influenza A - late passage.jpg
griepvirus
Wanneer je huid geen aanraking kan verdragen, zelfs niet van de zachtste flanellen pyjama, dan weet je: ik heb koorts. En wanneer je rochelt als een ouwe kettingroker die de vaporizor iets voor mietjes vindt, je oogleden nog maar op één stand willen en het hanteren van de afstandsbediening je al uitput, weet je: ik heb griep. Zo lig ik al drie dagen op de bank in een houding die eufemistisch uitgedrukt niet best is voor mijn rug. Maar die doet toch al pijn, dus dat merk ik pas wanneer ik me zuchtend en steunend overeind hijs voor toiletbezoek of de verversing van het hete citroen-gemberwater dat mijn genezing moet bevorderen. 

De emotionele weerstand houdt gelijke tred met de fysieke; ik kan overal wel om janken. Om een app van een collega: `Beterschap, we missen je wel hoor.’ Het gezicht van Joey uit Friends wanneer hij hoort dat zijn beste vriend Chandler met zíjn vriendinnetje heeft gezoend. En zelfs om een filmpje van André Rieu die Amazing Grace speelt, begeleid door piccolo en doedelzak. Het moet niet gekker worden. Hoewel ik eerlijk moet toegeven dat ik wel bewondering heb voor meneer Rieu. Hij maakt toch maar mooi zijn megalomane dromen waar. En toch zo gewoon gebleven, hè? Bovendien schijnt hij ook nog eens goed voor zijn personeel te zijn, zag ik ooit in een documentaire op de TROS. Toen was ik ook ziek zeker...

New York

Wanneer ik vervolgens foto’s zie op Facebook van gebouwen in New York gaan de sluizen pas goed open. Mijn laatste bezoek aan New York is alweer veel te lang geleden. November 2013 voor de begrafenis van Floyd, mijn schoonvader. Een trotse, ietwat koppige, donkere Amerikaan die zich op mijn eerste trip naar New York tot onvermoeibare reisleider ontpopte. Een georganiseerde tour was er niets bij. Floyd vertelde graag en uitvoerig over zijn stad, en over zijn escapades als marinier, maar ook over zijn gezin. Hij had al zijn energie aan de opvoeding van mijn man Christopher besteed, beweerde hij, waardoor het kon gebeuren dat de jongere dochter, mijn schoonzus, al op jonge leeftijd ontspoorde. Ik hing aan zijn lippen en dat was precies wat hij nodig had, publiek. Bijna niemand nam hem op latere leeftijd nog serieus. Zijn autoriteit was tanende en dat viel hem zwaar. Met mij besprak hij intieme zaken die hij nog nooit met iemand had gedeeld. `You are  more than my daughter in law,’ verklaarde hij, `you are my sister.’ Trots was ik om door hem als gelijkwaardig te worden bestempeld. Door deze eigengereide man, die overtuigd van de betrokkenheid van de CIA bij de moord op Kennedy, het leger de rug toekeerde. Een man van principes.

De afscheidsdienst vond plaats in de Saint Martin’s in Harlem. Saillant detail; het carillon van deze kerk, het op een na grootste van New York, is van Nederlandse makelij en in 1949 naar New York verscheept. Kleindochter Lisa zong Amazing Grace, a capella en een tikje onzuiver. Bij het derde couplet barstte ze in tranen uit en al snikkend voltooide ze het lied. Christopher verzorgde het in memoriam en ik sloot af met een liefdevol verhaal over mijn schoonvader. Recht uit het hart. Zijn zus die de hele kerkgemeenschap aan het snotteren kreeg. Een mooier eerbetoon had Floyd zich niet kunnen wensen.

zaterdag 23 januari 2016

Een onbetamelijke tandarts


Afbeeldingsresultaat voor verwardDe vrouw streeft de man in menig opzicht voorbij. Alleen fysiek blijft ze op een kwetsbaar niveau achter. Een behoorlijke weeffout in de evolutie of de schepping, waar je voorkeur ook naar uitgaat. Zo konden op oudejaarsavond groepen mannen de aanwezige vrouwen op het stationsplein in Keulen met ongewenste intimiteiten overweldigen. De uitspraak dat het hier om losgeslagen asielzoekers ging werd al snel kracht bij gezet door het oplopende aantal aangiften dat werd gedaan. In de discussie die hierna ontstond leverde Mounir Samuel een redelijk genuanceerde bijdrage. Hij relateert de gebeurtenis aan de enorme sociale verschuiving. Deze zou ongekende spanningen met zich meebrengen. Ik citeer: `Verward grijpen jongens en mannen, die in veel gevallen geen werk of maatschappelijke positie hebben, naar hun laatste wapens: fysiek en seksueel overwicht. Niet religie of de ‘achtergebleven’ cultuur, maar de snelle opmars van vrouwen (en haar pogingen nu ook meester te worden van de staat en de straat) vormt de echte verklaring voor de groepsverkrachtingen op bijvoorbeeld het Tahrirplein.’ 

In mijn Loesje posterschrijfgroep proberen we spreuken te verzinnen rond het thema seksueel geweld tegen vrouwen. Ik kom niet verder dan: in de cel voor aanranding? Voel je je ook eens in je kruis getast. Een medeschrijfster komt met: massa-aanranding, oorlogskerkhof met een rij anonieme kruizen. Al een stuk sterker. Maar de meest sprekende vind ik: Seksueel geveld. 

Ik denk aan de keren dat ik me zo voelde en met een man het bed deelde en toegaf aan zijn behoeftes omdat ik geen nee durfde te zeggen, of het verschil niet meer zag tussen liefhebben en nodig hebben. Ik denk aan de tandarts.

35 jaar geleden. Ik was net verhuisd naar de Schoolstraat middenin de uitgaansbuurt. Mijn benedenwoninkje met twee slaapkamertjes en gestoorde bovenbuurvrouw had ik geruild voor een grote gekraakte kamer in de binnenstad. Douche en toilet deelde ik met Evert de pokdalige pianist. Om het pokdalen te bestrijden at hij ’s avonds voor het slapengaan twee boterhammen met verse knoflooktenen. Bij voorkeur in mijn kamer, die dan de hele nacht naar knoflook meurde en waarin ik nog moest slapen. Evert droeg dan een grote witte onderbroek van Jansen en Tilanus met een wit hemd erin gestopt. Die outfit had mijn vader niet misstaan. Evert was 22.
Vlak voor mijn verhuizing was ik in de steek gelaten door een geliefde die ik vurig beminde. Die kon de strijd tussen mij en zijn ex niet langer aan en verliet ons beiden. In Het Pakhuis verdronk ik elke avond mijn verdriet. Op een van die avonden trof ik de tandarts, een bijzonder aantrekkelijke, doch enigszins dominante man. Ondanks zijn enorme sex appeal had ik intuïtief altijd afstand van hem bewaard. Die keer dat hij na het sporten tijdens het gemengd douchen uitdagend met zijn erectie naar me wees. En ook die keer dat hij bij mij in bed kroop na een avondje stappen met een wederzijdse homovriend. Toen hield ik me slapend, tot ik ervan overtuigd was dat hij sliep. Ik wist niet hoe snel ik vervolgens bij de homo in bed moest kruipen.
Maar deze avond was ik extra verdrietig. Zwaar ongesteld en dus een laag dopaminegehalte in het lijf. Gretig sloeg ik de biertjes achterover die de tandarts me aanbood. Al keuvelend schuurde hij quasinonchalant tegen me aan. Ik sloeg er geen acht op. Dat deed hij bij alle vrouwen, het was zijn handelsmerk. Ik vertelde hem dat ik net verhuisd was en om de hoek woonde. ‘Laat me je kamer maar even zien,’ stelde hij voor. ‘Als het toch zo dichtbij is.’ Bedwelmd van in alcohol gedrenkt liefdesverdriet nam ik hem mee. Nauwelijks over de drempel greep hij me hardhandig vast. Oog voor mijn kamer had hij niet. Hij zag niet de zonnig glanzende vloer die ik met verf uit de Korenbeurs goudgeel had geschilderd. En niet de ladder naar mijn bed op de zelf getimmerde verdieping. De ladder van mijn Franse ex-buurman die ik zo lang in bruikleen had, dat ik hem voor een verjaardag jaren later alsnog cadeau kreeg. 

Afbeeldingsresultaat voor houten ladderDe tandarts was opgewonden, hij had maar één doel voor ogen. ‘Niet doen,’ protesteerde ik, ‘ik ben ongesteld.’ Alsof een tandarts schrikt van een beetje bloed. Onverschrokken ging hij recht op zijn doel af. Zijn hitsige gehijg was het enige geluid in de kamer, die naar knoflooktenen en gele verf rook. Hij gespte zijn riem los, en zijn gulp volgde. Pardoes sprong het groeiende geslacht uit zijn broek tevoorschijn. De intussen oververhitte tandarts duwde mijn hoofd richting zijn opstand. En voor ik er erg in had werd mijn hoofd ritmisch op en neer geduwd en praatte ik met volle mond. Alleen kwamen ze niet. De woorden die ik had moeten zeggen, die ik had willen zeggen. Dat ik zo verdrietig was en zo alleen. En nog zo godvergeten verliefd. En dat ik enkel een arm om me heen wilde en niet een pik in mijn mond. De woorden kwamen niet. Hij wel. De blanke, welgestelde, hoogopgeleide tandarts.

dinsdag 19 januari 2016

De verlosser


De naam van mijn jongste broer verschijnt in het display van mijn mobiel. Hij heeft me gebeld. Mijn hart slaat over. Op deze leeftijd kan elk telefoontje immers een onheilstijding inhouden. Broer zou het ziekenhuis bellen over de uitslag van het darmonderzoek van onze moeder. Heeft hij slecht nieuws? Slecht voor mijn moeder, of voor ons? Voor iemand die gezond, gelukkig en redelijk helder van geest 91 is geworden kan een naderend levenseinde niet als een complete verrassing komen. `Oh, nu al?’

Het nieuws zal dus vooral slecht voor óns zijn. Als mijn moeder overlijdt, ben ik nl met geen enkele navelstreng meer aan het leven verbonden. Dan heb ik geen generatie meer boven me en geen generatie onder me. Geen partner naast me, en geen God om in te geloven. Wie moet er straks dan trots op me zijn, wanneer ik een mooie column voorlees? Wie gaat me troosten als ik in 6 van die 7 sloten tegelijk ga lopen? Want ik garandeer je, dat blijf ik doen! Wie zet me met beide beentjes op de grond wanneer mijn emoties als ongeleide projectielen weer eens hun doel voorbij schieten? Ik hoor de quasi-therapeutische dooddoener al: `Jijzelf natuurlijk!’ Hah! alsof ik mezelf kan redden.
Lezerscolumn van: zuidg00Gelukkig blijkt het telefoontje uitstel van executie, er is nog geen uitslag van het ziekenhuis. Nog even opgelucht ademhalen en me voorbereiden op het onvermijdelijke. Tenzij ik mijn verlosser, die grapjas met spelprobleem, alsnog tegenkom...