Nauwelijks bekomen van de onheilstijding over Wim Brands,
stap ik op dinsdagochtend het Groninger Museum binnen. Over Bowie Is, heb ik
zo veel superlatieven gehoord en gelezen dat ik de massa verdenk van hysterie. En
stiekem ben ik ook trots dat zo’n spraakmakende tentoonstelling onze provinciehoofdstad
heeft aangedaan. Dus moet ik wel mee kunnen praten. Ik onderken Bowies belang
voor de ontwikkeling van de popmuziek, maar zijn muziek heeft me nooit
diep weten te raken. Natuurlijk blèrde ik in mijn studententijd zijn hits mee
en dans ik nog altijd op Rebel Rebel of Let’s dance wanneer deze nummers op een
feestje worden gedraaid. Maar op een album van hem heb ik mezelf nooit
getrakteerd. Muziek beleef ik meer met de onderbuik dan het intellect en al
jong kickte ik, hoe cliché, op Mick Jagger. Die wist de snaren van een
paardenmeisje te beroeren met de onhandig aandoende bewegingen van zijn fragiele
gestalte. En last but not least zijn buitenproportionele, maar o zo veelbelovende
mond. Paardenfoto’s maakten plaats voor de meer dan levensgrote poster
uit de Popfoto, met Jaggers portret in complementair geel en paarse belichting.
Jarenlang hing hij boven mijn tienerbed aantrekkelijk te weze.
Het is de laatste week van de expositie. Ik heb hem niet
eerder durven bezoeken. Faalangst. Bang voor Bowie. Hij zou me wel eens kunnen confronteren met het onvermogen mijn talenten om te zetten in succes, hoe
bescheiden of lokaal ook.
De geëxposeerde geschriften neem ik halfslachtig in
me op en ik aanschouw de door de Master himself gedragen kostuums. Luister met
een half oor naar de stem die uit een kastje om mijn nek komt en observeer de
andere bezoekers. Gemiddeld boven de veertig en echte kenners, dat zie je zo.
Bij elk muziekfragment of voorwerp diepen ze een anekdote op uit Bowies bestaan
of ze er zelf deel van uit maakten. Alsof David Bowie hun zwager is, of op zijn
minst hun achterneef. Er is zelfs een man die zijn medebezoekers vergast op
ondertiteling. Hardop beschrijft hij wat wij met eigen ogen al zien. Ergerlijk. Heeft zeker een goeie beurt nodig. De tentoongestelde
voorwerpen, de films, de teksten, ze glijden van me af als druppels zeewater
van een aangespoelde potvis en mijn angst voor Bowie blijkt ongegrond. Wim
Brands zit te veel in de weg.
Nog maar een etmaal geleden verruilde hij het aardse
gesodemieter voor de eeuwige jachtvelden. Was het een moment van
verstandsverbijstering? Zo lang was hij toch nog niet ziek? Nog geen half jaar
geleden trok ik naar Leegkerk om hem in nog levende lijve mee te maken. Als een
blok viel ik op hem, vanwege zijn energieke gedrevenheid, maar ik was te starstruck om hem aan te spreken. Terwijl
hij zo toegankelijk leek en ontspannen met het publiek omging, of het een oude
bekende was.
Weinig onder de indruk van Bowie Is, verlaat ik het museum
en loop gedachteloos het centrum in. Als door een onzichtbare hand word ik
boekhandel Van der Velde ingetrokken. Hoe kan ik Wim Brands beter eren dan met
de aanschaf van een door hem de hemel in geprezen boek. Mijn oog valt
onmiddellijk op de geel zwarte cover van Nanne Tepper, de kunst is mijn
slagveld. Ik herinner me hoe enthousiast Wim erover was en zoek niet verder. Ik
koop het boek.`Zijn moeder was hier vanochtend nog, de moeder van Nanne,’ vertelt
de boekverkoopster spontaan. `Ze wilde weten hoe het gaat met het boek.’ Ik
kijk op van mijn portemonnee. `En? Hoe gaat het?’ vraag ik ontroerd door het
beeld van een moeder die niet kon voorkomen dat haar zoon uit zijn genialiteit stapte
en een lange neus trok naar de `gekkencontrole’. Een moeder die troost put uit
de verkoop van zijn boeken. Het enige houvast dat ze nog heeft aan zijn leven; de
woorden die hij over het papier uitbraakte, zijn nazaten. `In het begin liep
het goed, nadat het op tv was geweest, bij Boeken. Maar nu wordt er nog af en
toe een van verkocht.’ De verkoopster zucht. Of dat nou om Wim Brands is of om
Nanne Tepper, ik weet het niet, maar ik zucht mee.
Drie dode genieën op een dag. Geen enkel woord dat ik
schrijf komt ook maar in de buurt van de leegte die ze achterlaten. En nu is ook Prince nog overleden.
Leuk stuk Tjitske. En dat Bowie-gevoel deel ik met je. Als iemand zichzelf zo nadrukkelijk als fenomeen presenteert, hoe kan je hem dan als mens nog vinden? Hij wist het zelf ook niet, spookte rond op zoek naar identiteit en strandde bij Let's dance (put on your red shoes and dance the blues?! Ik ben daar afgehaakt om nooit meer aan te haken. En ja, de dood van Wim Brands komt dan veel dichterbij. Groet, GJ
BeantwoordenVerwijderen