donderdag 21 april 2016

Bang voor Bowie



Nauwelijks bekomen van de onheilstijding over Wim Brands, stap ik op dinsdagochtend het Groninger Museum binnen. Over Bowie Is, heb ik zo veel superlatieven gehoord en gelezen dat ik de massa verdenk van hysterie. En stiekem ben ik ook trots dat zo’n spraakmakende tentoonstelling onze provinciehoofdstad heeft aangedaan. Dus moet ik wel mee kunnen praten. Ik onderken Bowies belang voor de ontwikkeling van de popmuziek, maar zijn muziek heeft me nooit diep weten te raken. Natuurlijk blèrde ik in mijn studententijd zijn hits mee en dans ik nog altijd op Rebel Rebel of Let’s dance wanneer deze nummers op een feestje worden gedraaid. Maar op een album van hem heb ik mezelf nooit getrakteerd. Muziek beleef ik meer met de onderbuik dan het intellect en al jong kickte ik, hoe cliché, op Mick Jagger. Die wist de snaren van een paardenmeisje te beroeren met de onhandig aandoende bewegingen van zijn fragiele gestalte. En last but not least zijn buitenproportionele, maar o zo veelbelovende mond. Paardenfoto’s maakten plaats voor de meer dan levensgrote poster uit de Popfoto, met Jaggers portret in complementair geel en paarse belichting. Jarenlang hing hij boven mijn tienerbed aantrekkelijk te weze.

Het is de laatste week van de expositie. Ik heb hem niet eerder durven bezoeken. Faalangst. Bang voor Bowie. Hij zou me wel eens kunnen confronteren met het onvermogen mijn talenten om te zetten in succes, hoe bescheiden of lokaal ook. 

De geëxposeerde geschriften neem ik halfslachtig in me op en ik aanschouw de door de Master himself gedragen kostuums. Luister met een half oor naar de stem die uit een kastje om mijn nek komt en observeer de andere bezoekers. Gemiddeld boven de veertig en echte kenners, dat zie je zo. Bij elk muziekfragment of voorwerp diepen ze een anekdote op uit Bowies bestaan of ze er zelf deel van uit maakten. Alsof David Bowie hun zwager is, of op zijn minst hun achterneef. Er is zelfs een man die zijn medebezoekers vergast op ondertiteling. Hardop beschrijft hij wat wij met eigen ogen al zien. Ergerlijk. Heeft zeker een goeie beurt nodig. De tentoongestelde voorwerpen, de films, de teksten, ze glijden van me af als druppels zeewater van een aangespoelde potvis en mijn angst voor Bowie blijkt ongegrond. Wim Brands zit te veel in de weg.

Nog maar een etmaal geleden verruilde hij het aardse gesodemieter voor de eeuwige jachtvelden. Was het een moment van verstandsverbijstering? Zo lang was hij toch nog niet ziek? Nog geen half jaar geleden trok ik naar Leegkerk om hem in nog levende lijve mee te maken. Als een blok viel ik op hem, vanwege zijn energieke gedrevenheid, maar ik was te starstruck om hem aan te spreken. Terwijl hij zo toegankelijk leek en ontspannen met het publiek omging, of het een oude bekende was.

Weinig onder de indruk van Bowie Is, verlaat ik het museum en loop gedachteloos het centrum in. Als door een onzichtbare hand word ik boekhandel Van der Velde ingetrokken. Hoe kan ik Wim Brands beter eren dan met de aanschaf van een door hem de hemel in geprezen boek. Mijn oog valt onmiddellijk op de geel zwarte cover van Nanne Tepper, de kunst is mijn slagveld. Ik herinner me hoe enthousiast Wim erover was en zoek niet verder. Ik koop het boek.`Zijn moeder was hier vanochtend nog, de moeder van Nanne,’ vertelt de boekverkoopster spontaan. `Ze wilde weten hoe het gaat met het boek.’ Ik kijk op van mijn portemonnee. `En? Hoe gaat het?’ vraag ik ontroerd door het beeld van een moeder die niet kon voorkomen dat haar zoon uit zijn genialiteit stapte en een lange neus trok naar de `gekkencontrole’. Een moeder die troost put uit de verkoop van zijn boeken. Het enige houvast dat ze nog heeft aan zijn leven; de woorden die hij over het papier uitbraakte, zijn nazaten. `In het begin liep het goed, nadat het op tv was geweest, bij Boeken. Maar nu wordt er nog af en toe een van verkocht.’ De verkoopster zucht. Of dat nou om Wim Brands is of om Nanne Tepper, ik weet het niet, maar ik zucht mee. 

Drie dode genieën op een dag. Geen enkel woord dat ik schrijf komt ook maar in de buurt van de leegte die ze achterlaten. En nu is ook Prince nog overleden.








1 opmerking:

  1. Leuk stuk Tjitske. En dat Bowie-gevoel deel ik met je. Als iemand zichzelf zo nadrukkelijk als fenomeen presenteert, hoe kan je hem dan als mens nog vinden? Hij wist het zelf ook niet, spookte rond op zoek naar identiteit en strandde bij Let's dance (put on your red shoes and dance the blues?! Ik ben daar afgehaakt om nooit meer aan te haken. En ja, de dood van Wim Brands komt dan veel dichterbij. Groet, GJ

    BeantwoordenVerwijderen