vrijdag 29 april 2016

Hardrockblues



Wat trek je eigenlijk aan als je als 61-jarige voor het eerst van je leven naar een hardrockconcert gaat. Ik sta voor mijn kledingkast en kan niet beslissen. Nou is dat niet zo vreemd als je onder het sterrenbeeld Vissen bent geboren. Die vissen zwemmen immers elk een andere kant uit. Jurkje blupt de een. Broek blupt de ander. Neem dan maar eens een beslissing! Ik ga in gezelschap van Gypsophilus, de polderjongen die sinds de Bluestour zijn belangstelling voor mij niet onder stoelen of barkrukken steekt. Maar we zijn niet alleen. Er komen ook nog vijf vrienden van hem. Jonge vrienden, die mijn kleinkinderen zouden kunnen zijn. En ik heb niet voor niets geen kleinkinderen. 

Die strakke zwarte broek? Altijd sexy, maar vinden mijn leenkleinkinderen dat ook? Of stoot ik ze daarmee juist af? Ew, gross! Dat superkorte zwarte mini-jurkje met fijne glitters met het stoere zwarte leren jack van Onder de Linden in de Steentilstraat? Of is het een vooroordeel om te denken dat zwart leer verplicht is voor een hardrockconcert. Straks word ik nog uitgelachen. Haha, moet je dat ouwe wijf zien, denkt dat ze nog heel wat voorstelt. Toch die zwarte broek maar. En wat er boven dan? Die zwarte zijden blouse met wit geometrisch motief? Neh, te jazzy. Dat hardblauwe T-shirt met die stalen ringen langs de hals? Stoer, maar toch sophisticated.

Is het wel het oordeel van de kleinkinderen dat ik vrees? Of ben ik ergens anders bang voor? Het is alweer jaren geleden dat ik met een andere man dan Dokter Rossi het bed deelde. Die vermaledijde dokter die nu met zijn ex in Spanje zit. Wat ik moest horen via de tam tam, alsof ik dat niet allang door had toen hij spoorslags richting zon, zuiden en zex vertrok. Toevallig net toen de meivakantie van ex-lief begon. Een goed contact tussen ex-partners juich ik van harte toe. Heb er zelf ook een paar. Goede contacten. Maar de geheimhouding ervan stemt me verdrietig. Hoe kun je zonder openheid vertrouwen? Ik vertel hem toch ook dat ik met Gypsophylus naar The Crazy Motherfockers ga.

Vanavond kleed ik me voor het eerst uit voor deze relatief vreemde man, die polderjongen. De laatste man voor wie ik dat deed kende ik al twee jaar. En die daarvoor al dertig jaar. Ik ben dus helemaal niet de slettenbak voor wie ik word gehouden, door de Zedenpolitie. Maar hoe goed ken je iemand die je vijf keer hebt ontmoet. Waarvan drie keer met een aardige slok op. En twee keer in het gezelschap van anderen.

Ik maak me zorgen of ik überhaupt een oog zal dicht doen met dat onvertrouwde lijf naast me. Maar meer zorgen maak ik me over wat er voor het slapengaan gebeurt. Voelt het wel goed? Wordt hij niet te opdringerig? Word ik wel opgewonden? Vindt hij me zonder zwart leren jack wel net zo aantrekkelijk? Wat als hij afknapt omdat het er allemaal iets minder jofel uitziet dan wat je zou verwachten in die strakke outfit. En ga ik Dokter Rossi niet verschrikkelijk missen? Aan zijn lichaam is alles vertrouwd. Van elke centimeter weet ik hoe hij voelt, ruikt, smaakt en er uitziet. Jarenlang was hij mijn maatstaf. Kan daar ooit iemand anders aan voldoen? Maar wat als dit mijn laatste kans is op een leuk vriendje... De tijd van de noten en de zang is voorbij. Of wat als het een gevalletje dierenarts blijkt te zijn? Maandenlang maakte deze onderdeur me het hof. En toen hij me eenmaal had gehad, was de buit binnen en de lol eraf.

Waar meld ik me ziek? Zingle zijn valt toch best mee?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten