dinsdag 6 oktober 2015

Genocide in de keuken



Mijn 91-jarige moeder kan nog veel zelf. Maar tegen een fruitvliegjesplaag van deze omvang is ze niet opgewassen. Met een gevouwen krant probeert ze de insecten een voor een dood te meppen. Helaas is de oog-handcoƶrdinatie niet meer wat het geweest is. Zeker niet nu die handen zo trillen. Een natte doek lijkt me efficiĆ«nter en weldra zitten de witte keukentegels vol streepjes bloed. Dan herinner ik me een beproefd oma-weet-raadmiddeltje. Opzuigen met de stofzuiger. Vastbesloten deze plaag eigenhandig te elimineren, hanteer ik de stofzuigerslang, aangevuurd door mijn moordlustige moeder. `Daar zit er een, daar vliegt er een, daar, daar!’ Maar na elk bataljon, vroegtijdig de dood ingejaagde plaaggeesten, komen ze met minstens zovelen uit alle hoeken en gaten tevoorschijn. Ik geef het op. We gaan in de woonkamer zitten.  

Vanaf de bank, op zo’n 2,5 m afstand zie ik een lange haar uit mijn moeders hals steken. Dat die haar niet is opgevallen; geen fruitvliegje ontging haar. `Er zit een lange haar in je hals, zal ik die er even uittrekken?’ Ik zit nu toch al in de uitroei modus. Met mijn vingers onder haar kin til ik haar gezicht omhoog en verwijder de ontsierende haar. Het is niet de enige, zie ik. `Heb je een pincet, er zitten er nog meer.’ Ze reikt me het tasje aan met nagelgerei, dat altijd onder handbereik ligt voor cosmetische rampen. `Je wordt er niet mooier op als je ouder wordt,’ schertst ze. `Van dichtbij niet, nee,’ beaam ik. Ze kan er om lachen. `Van veraf vallen de details natuurlijk minder op.’ Terwijl ik de stugge kromgegroeide haren uit haar kin en hals trek, herinner ik me hoe ik me als pubermeisje ergerde aan de verbeten trek om haar mond wanneer mijn moeder haar hormonale gezichtsbeharing te lijf ging. Intussen trek ik allang diezelfde bekken. Met wisselend succes. `Ach, als je oud bent hoef je voor niemand meer mooi te zijn,’ verzucht mijn moeder. Ik hoef ook voor niemand meer mooi te zijn, toch wil ik een hartelijke begroeting niet verpesten door zo’n zwarte stoppel die zich net een weg naar buiten baant.

Het voelt intiem, om zo aan mijn moeders gezicht te zitten. Vertrouwd ongemakkelijk. We zijn niet zo klef, zij en ik. Drie kussen bij aankomst en vertrek. Een enkele keer een voorzichtige zoen op de lippen, waarbij ik haar bemoedigend in beide bovenarmen knijp. Intimiteit gaat me gewoon makkelijker af met mannen. Ook met wisselend succes overigens. 

Na de crematie van mijn vader, 14 jaar geleden, lagen mijn moeder en ik bij te komen, ieder op haar eigen bank in de huiskamer. De jongens waren naar de kroeg. Sinds het onverwachte overlijden had mijn moeder zich groot gehouden. Plotsklaps barstte ze in snikken uit. `Godverdomme, hij heeft me in de steek gelaten.’ Ik bevroor. Vanaf mijn eigen veilige bank mompelde ik wat goedbedoelde gemeenplaatsen en bleef liggen waar ik lag. 

Kennelijk pleeg ik makkelijker een genocide dan dat ik een troostende arm om mijn eigen verdrietige moeder heen sla.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten